Foto en Jij Fotografie

Interview: Henk de Velde, de zeezeiler die 6 keer rond de wereld zeilde (deel 1)

Henk de Velde, een bijzondere man. Urenlang heb ik op YouTube interviews gekeken en op internet teksten over hem gelezen. Op maandag 2 oktober was het dan zover. Ik ging hem ontmoeten op zijn boot de Solitario in Kampen. Henk de Velde, de horizon heeft hem altijd getrokken. Wat ligt er achter de horizon? Hij is een zeeman en reiziger in hart en nieren. Henk heeft 6 reizen rond de wereld gemaakt. 50 jaren heeft hij rond de wereld gezworven. Daarover heeft hij 16 boeken geschreven. Het eerste boek heeft hij geschreven na zijn eerste reis in 1978.

In een boek las ik een stukje waarin Henk schreef over het eiland Puluwat. En dát eiland, daar wilde ik meer over weten. Daarom heb ik uitgezocht wie Henk de Velde is en waar hij vandaan komt. Deze man wilde ik graag spreken, zijn verhalen en avonturen aanhoren en hem vragen hoe hij aankijkt tegen geld en luxe en wat hij van ons Nederland vindt. Tot mijn grote verbazing komt hij uit IJsselmuiden en dat ligt dichtbij mijn woonplaats. Na wat zoeken op internet kwam ik erachter dat hij momenteel niet op wereldreis is en gewoon in Nederland verblijft. Ik heb hem een mail gestuurd met de vraag of ik hem mocht interviewen en ik heb hem uitgelegd wat mijn blog inhoudt. Dit stuurde hij mij terug: ”Daar doe ik aan mee. Na de Tweede Wereldoorlog werd door de opbouw de mens tevreden. Dat is nu voorbij… alles is gebaseerd op meer, meer, meer…. en dat maakt de mens ontevreden.

Henk heeft mij zoveel verteld dat ik het niet in één blog kan plaatsen. Ik heb het dus in gedeeltes opgesplitst. Vandaag een blog over Puluwat, een eiland zónder geld. Ik vind het een mooi verhaal om met jullie te delen. Uiteraard is het leven zonder geld niet iets wat ik zelf zou willen of waar ik achtersta. Wetenschappelijk is uitgezocht dat dit alleen maar mogelijk is in kleine samenlevingen van maximaal 300 mensen. Maar ik vind het een inspirerend verhaal om met jullie te delen.

Henk, kun je me iets vertellen over Puluwat? Is het de enigste plek op de wereld zonder geld?

Nee, ik heb gehoord dat er 3 plekken zijn. Puluwat, Pulusuk en nog een plek. Er is totaal geen geld. Eigenlijk zou ik er helemaal niet over moeten vertellen, want dat zou geldwolven op een idee kunnen brengen om dit stukje aardse ongereptheid om zeep te helpen. Weet je wat de chief tegen me zei toen ik het eiland weer verliet? ”Why you go? Here you can live without money. Where you go, you die without money.” Ook zei hij: ”Very bad paper.” Je kunt met geld namelijk geen vuurtje aansteken.

Puluwat behoort tot een republiek. Dat land heet Chuuk. Het zijn allemaal eilandjes en ze spreken allemaal andere talen. Er is een hoofdeiland met een vliegveld en daar komen duizenden toeristen per jaar. Ik heb nog nooit een grotere puinhoop gezien dan daar. Door regenval zitten er grote gaten in de wegen. Ze hebben geld nodig. Ze proberen langs de kant van de weg geld te verdienen door fruit te verkopen. Daar klagen de mensen over het weer, over de slechte wegen en dat ze niet genoeg krijgen om te leven.

En dán, dan kom je op Puluwat… een eilandje ernaast, 250 kilometer verderop. Op Puluwat zijn de mensen tevreden en ze leven zonder internet, geld en elektriciteit. Maar ze hebben genoeg, genoeg om te leven. Gelukkig kun je niet zo makkelijk op het eilandje komen. Het kan alleen met een eigen boot. Puluwatters hangen visnetten voor de ingang naar de binnen lagoon. Wat er niet is, dat is ook niet nodig. Ze willen niets met het hoofdeiland te maken hebben. Ze hebben gewoon kleren hoor, het zijn gewoon nette mensen. Eén of twee keer per jaar komt er het regeringsschip en die geeft ze tweedehands kleren. Ze drogen er zeewier en dat geven ze dan weer mee aan de bemanning van het schip voor de kleren. Het zeewier wordt weer verkocht in Japan. Maar daar krijgen ze geen geld voor, want dat willen ze niet. Ze kunnen er namelijk niets mee op het eiland. Als ze een keer naar een buureiland moeten, dan varen ze 800 kilometer met hun eigengemaakte boot. Maar het zijn echte zeemensen. De boten die ze maken zijn heel zeewaardig.

Op een dag moest ik in het mannenhuis komen, die hebben ze daar. Het is een mannenmaatschappij. Alhoewel de vrouwen daar gelijk staan aan de mannen, maar ze hebben andere taken. Er wordt daar niet gedacht in verdeeldheid. Nou, in het mannenhuis zaten dus 20 mannen, waaronder de chief. Hier bespreken ze de toestand van het eiland. Bijvoorbeeld er moeten meer bananen of vissen komen, dat soort dingen. Of bijvoorbeeld het kerkje wat er staat, dat moet verbouwt worden. Er is zelfs een schooltje. Maar toen ik daar kwam toen vroegen ze mij om mijn mening over iets. Vanaf het hoofdeiland was er een verzoek gekomen.

Er zijn dus een paar eilandjes naast elkaar die behoren tot Puluwat. En op één van die eilandjes hebben de Japanners in de Tweede Wereldoorlog een landingsbaan gemaakt. Die is nu helemaal overwoekerd. Maar een projectontwikkelaar had het idee om op dat eilandje de landingsbaan weer te herstellen en er een ressort op te bouwen. Toen vroegen ze mij of ze dat moesten doen. Waarop ik dus zei: ”Dan krijg je wel te maken met de westerse wereld.” En met de tv, die kennen ze daar namelijk niet. Toen ze mijn laptop op mijn boot zagen, dachten ze dat het een tv was. Ik zei: ”Dat moet je niet doen.” Maar zelf dachten ze: ”Als dat ressort op dat eiland staat en wij zitten op ons eiland een stukje verderop, dan hebben wij er geen last van en hebben we wel werk.” Ik heb ze proberen duidelijk te maken dat die toeristen dan binnen de kortste keren ook op hun eiland willen kijken hoe ze wonen. ”En hoe wil je dan betaalt krijgen voor het werk?” vroeg ik ze. ”Hebben jullie nog meer taro, bananen en fruit nodig?” ”Nee”, zeiden ze, ”We hebben genoeg.” Het woord genoeg dat bestaat daar nog, want alles wordt gedeeld. Eigenlijk is het een soort communisme. Degene die heel veel vis heeft gevangen, die verdeelt dat. Wanneer ze een varken hadden geslacht, dan kwamen ze met een bootje bij mij en vroegen: ”You eat pork?” Dan kreeg ik ook een stuk varken. Er wordt gedeeld, want er is genoeg. Ik had heel veel papier en potloden voor hun schooltje meegenomen. Ook had ik naaispullen mee. Ik heb ook allemaal jampotjes voor ze bewaard en die daar allemaal achtergelaten. Daar waren ze heel blij mee. Ze waren er zo blij mee, omdat je het dicht kunt draaien en je er eten afgesloten in kunt bewaren. Dan komen de mieren er niet bij. De vrouwen gingen met hun kano elke dag naar het andere eiland om sprokkelhout te halen, want ze koken buiten. Maar ze hebben dus besloten om het voorstel voor het ressort niet door te laten gaan. En toen ik het eiland verliet, zeiden ze tegen me: ”You are a wise man.” En gelukkig hebben ze het niet gedaan. Totdat er een keer door een regering een beslissing wordt genomen, want zo is de wereld.

Ik ben ook op een eilandje geweest waar wel een klein winkeltje was, het was iets groter. En daar stond een heel groot huis aan een privéhaven. Daar woonde niemand, maar dat was van de vorige gouverneur geweest. Dus het kan wel zo zijn dat er een keer een gouverneur komt die op Puluwat gaat bouwen. Maar dan zijn de mensen daar dus de klos.

Ze hebben op Puluwat wel bezit, ze hebben 12 boten. Al die boten die vissen voor de gemeenschap. Ze doen alles samen en alles wordt gedeeld. Maar ze hebben daar ook gewoon ruzie hoor, het zijn ook gewoon mensen. Ik heb er ook wel mannen achter elkaar aan zien rennen, die elkaar gooiden met kokosnoten.

Toen ik Puluwat ging verlaten kreeg ik van alles mee: krabben, bananen en ze hadden zelfs stukken kip voor me gebraden en in bananenbladeren gewikkeld. Ze zeiden: ”We hope you come back.” Ze wilden graag dat ik bleef, zodat ik hen en de kinderen wat kon leren. Maar ik ging Stefan mijn zoon missen en ik was te westers voor dit eiland. Deze mensen hebben hun eigen cultuur en ik heb mijn cultuur en dat krijg je er niet zomaar uit.

Zou je het nog een keer doen? Terug naar Puluwat? Kijk, als ik daarnaartoe ga dan zou ik met mijn eigen boot moeten. Je kunt er ook niet op een andere manier komen. Stel dat ik zou vliegen naar een plaats in de buurt en vanaf daar met een boot erheen zou varen, dan word ik door hun gezien als een toerist. En als toerist kun je daar heel moeilijk komen. Er zit verschil tussen een reiziger en een toerist. Het zijn allemaal kleine eilandjes bij elkaar en er ligt daar een rif. Wanneer ik met mijn bootje buiten dat rif ten anker zou gaan, dan duurt het ongeveer een dag en dan pas komen ze naar je toe. Toen ik er ben geweest, was ik de enigste gast dat jaar. Er lag nog een schip uit Nieuw-Zeeland, maar die hebben ze niet binnengelaten. Waarom ik wel? Ach zo’n man alleen, wat verwilderde haren en die trimaran, het type schip waar ik mee was, dat komt oorspronkelijk bij hen vandaan. Ik mocht direct bij ze blijven. Dus zou ik daar nog een keer naartoe gaan? Zeg nooit, nooit, maar ik denk dat ik daar nooit meer kom. Want het is niet maar zo eventjes het vliegtuig nemen en dan een bootje pakken, néé je bent een jaar onderweg om daar te komen met je eigen boot. Maar die mensen zou ik nog wel graag een keer weer willen zien. Ik was daar ook naartoe gegaan om te blijven hè. Toen Stefan, mijn zoon, mij vroeg: ”Je komt nooit meer terug hè? Waar ga je dan heen?” Toen zei ik: ”Kapingamarangi, dat is een groter eiland bij Puluwat, daar ga ik naartoe.” Ik had erover gelezen en ook hoe ze navigeren met de zon, de maan en de sterren. En ik dacht: ”Daar wil ik blijven.” Maar je bent dan teveel een westers mens. Waarom zou je daar als westers mens niet kunnen leven? Het kan wel, maar dan moet je echt alles weg doen. Je satelliet, alles. Alle banden moet je dan doorsnijden, anders kun je daar niet leven. Stefan en ik bellen elkaar echt niet dagelijks, maar hij weet dat ik er ben. En tegenwoordig heb je ook een tracker waarmee men op internet kan zien waar ik ben. Ik heb een hotspot bij me en al zit ik op de Noordpool of op de Himalaya, ik heb altijd bereik. Een gewone telefoon zou het dan al niet meer doen. Ik ben zo altijd te vinden, maar ik kan het ook uitzetten. Ik gebruik het alleen als ik onderweg ben. Dat geeft mijn familie en vrienden een veilig gevoel. Ik ben ook een keer 40 dagen vermist geweest. Toen was mijn apparatuur kapot. Maar dan zou ik dat dus ook allemaal weg moeten doen, alle apparatuur. Ik zeg niet dat ik dat niet kon, maar dat wilde ik niet voor Stefan.

Toen ik vertrok kreeg ik een stuk of 30 brieven mee voor een ander eiland. Want kinderen kunnen na hun schooltje dus doorstuderen op een ander eiland. Dat kan met subsidie van Amerika. Maar die kinderen komen meestal nooit meer terug en worden gegrepen door de westerse wereld. Ik heb alle kinderen gevonden op het andere eiland, maar ik heb daar echt moeten zoeken. Er is maar een enkele die weer terugkomt op Puluwat. En over het algemeen zijn dat mannen. Vrouwen vaak niet, want die krijgen daar vaak een kind. Die willen hun kind meer zekerheden bieden, bijvoorbeeld een betere school. In die westerse cultuur zijn ze al zoveel veranderd. Terwijl ze op dat eilandje alles hebben en het zo goed hebben. Er is geen honger en ze hebben de hele dag door wat te doen. Ze zorgen voor elkaar. Het is een schoon eiland, alle paadjes vegen ze netjes schoon met grote bladeren. En weet je wat ook zo mooi is? Op het eiland waar ze wonen daar houden ze geen varkens, dat doen ze op een eilandje daarnaast wat ook van hen is. Zo krijgen ze geen vliegen op het eiland waar ze wonen. Waar mensen wonen moet je ook zorgen dat de hygiëne goed is en dat doen ze.

Wat vond je het mooist aan Puluwat? De eenvoud en het genoeg hebben. Het eilandje dat was prachtig. Ze hebben er twee kerkjes: een Katholieke kerk en een Protestantse kerk. Maar ze vroegen me niet: ”Waar hoor je bij?” Nee, ze vroegen: ”You believe?” Ik zei: ”ja” en dat was genoeg. Ik ging met beide mee. De mannen en vrouwen zitten gescheiden. Ze zitten op matjes op de grond. En toen ze het eindlied gingen zingen, stonden ze op en draaiden zich naar mij om. En ze zongen me in hun taal toe met: ”Dat ”s Heeren zegen op u daal”.  Dat was heel bijzonder en ik kon het zelf in mijn eigen taal meezingen. Er zijn waarschijnlijk zendelingen geweest. In die landen zijn vroeger Duitse zendelingen geweest. Waarschijnlijk hebben ze het daarvan geleerd.

Puluwat, een bijzonder eiland waar Henk het nog vaak over heeft en nog vaak aan terugdenkt.

Bijzonder hè? Dat er nog plekken op de wereld bestaan zonder geld. Het viel mij op dat op een eiland met geld de mensen klagen en meer willen en op het eiland waar men geen geld heeft tevreden leeft.

Volgende week plaats ik weer een blog over de reizen van Henk de Velde.

Henk bedankt!

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *